Spartacus: een echte vertegenwoordiger van het proletariaat van de oudheid

In de eerste eeuw voor Christus bedreigde een slaaf, Spartacus, de macht van Rome. Spartacus (die van circa 109 tot 70 voor Christus leefde) was de leider (of mogelijk één van meerdere leiders) van de massale slavenopstand, die bekendstaat als de Derde Slavenoorlog. Onder zijn leiding groeide een kleine groep rebelse gladiatoren uit tot een enorm revolutionair leger van ongeveer 100.000 mensen. Uiteindelijk was de volledige macht van het Romeinse leger nodig om de opstand neer te slaan.

[Source]

Ondanks zijn welverdiende faam als een voornaam revolutionair leider en één van de meest uitmuntende generaals van de oudheid, is er niet veel bekend over de man Spartacus. Het zijn altijd de winnaars die de geschiedenis schrijven en de stem van de slaven door de eeuwen heen kan alleen gehoord worden via de verslagen van de onderdrukkers. De geringe informatie waar we over beschikken komt uit verslagen geschreven door zijn aartsvijanden. De overgebleven historische documenten zijn allemaal geschreven door Romeinse historici en zijn daarom vijandig van aard. Ze zijn vaak tegenstrijdig.

Er waren andere leiders van de opstand wier namen aan ons zijn overgeleverd: Crixus, Castus, Gannicus en Oenomaus – gladiatoren uit Gallië en Germanië. Maar over hen is nog minder bekend. De geschiedenis wordt altijd geschreven door de winnaars, en zij weerspiegelen getrouw de belangen, psychologie en klassenvooroordelen van de heersende klasse. Spartacus trachten te begrijpen op basis van deze bronnen, is daarom hetzelfde als Lenin en Trotski trachten te begrijpen door de lasterlijke verslagen van de bourgeois vijanden van de Russische Revolutie te bestuderen. Door deze vervormende spiegel kun je enkel maar een prikkelende glimp opvangen van de echte Spartacus.

Plutarchus schrijft:

“En toen zij een verdedigbare plaats innamen, kozen zij drie kapiteins, van wie Spartacus de leider was, een Thraciër van één van de nomadenstammen en een man niet alleen moedig en bezeten van een levendige geest was, maar ook in inzicht en in zijn zachtmoedigheid superieur aan zijn omstandigheden, en meer een Griek dan de mensen van zijn land gewoonlijk zijn.”

Deze woorden van een vijand stellen Spartacus in een persoonlijk gunstig licht, wat een verklaring vereist. Die verklaring is niet moeilijk te vinden. Een man die het ene Romeinse leger na het andere versloeg en de Romeinse Republiek op zijn knieën bracht, moest over buitengewone kwaliteiten beschikken. Alleen op deze manier konden de Romeinse verslaggevers in het reine komen met het feit dat “louter slaven” hun onoverwinnelijke legioenen hadden verslagen.

Andere Romeinse historici proberen om dezelfde reden hem koninklijk bloed toe te schrijven. Zij schrijven dat hij over bovenmenselijke eigenschappen zou beschikken en dat zijn vrouw priesteres was. Dit alles maakt duidelijk deel uit van de Romeinse propaganda die tot doel had Spartacus als een zeer bijzonder iemand voor te stellen en zo het gevoel van schaamte en vernedering te verminderen, dat de meesterklasse voelde toen ze werd verslagen door landarbeiders, keukenknechten en gladiatoren.

De echte afkomst van Spartacus is nog onduidelijk, aangezien de oude bronnen het niet eens zijn over waar hij vandaan kwam, hoewel hij waarschijnlijk afkomstig was uit Thracië, het hedendaagse Bulgarije. Het lijkt erop dat hij militaire training en ervaring in pacht had en het is mogelijk dat hij zich zelfs als een huurling bij het Romeinse leger had gevoegd. Plutarchus zegt ook dat de vrouw van Spartacus, een profetes van dezelfde stam, samen met hem tot slaaf was gemaakt. Hoe dan ook, hij werd geknecht en op een veiling aan een gladiatorentrainer in Capua verkocht. Appianus zegt dat hij “van geboorte een Thraciër was, die ooit als een soldaat bij de Romeinen had gediend, maar toen hij gevangen werd genomen als gladiator werd verkocht”. Florus zegt dat hij “een Romeinse soldaat was geworden, van een soldaat een deserteur en rover werd, en daarna, gezien zijn kracht, een gladiator”.

De opstand van de gladiatoren

Ten tijde van de opstand van Spartacus ging de Romeinse Republiek een periode van onrust in die pas zou eindigen met de heerschappij van de Caesars. De Romeinse gebieden breidden zich uit naar het oosten en westen; ambitieuze generaals konden zich door gevechten in Spanje of Macedonië beroemd maken en vervolgens een politieke carrière opbouwen in Rome. Rome was een militaristische samenleving: veldslagen werden nagespeeld in het nieuwe volksvermaak van gladiatorengevechten. Terwijl succesvolle gladiatoren werden geadoreerd, stonden ze qua sociale status nauwelijks boven criminelen; sommige gladiatoren waren ook daadwerkelijk veroordeelde criminelen. Anderen waren slaven. Tegen die tijd was ongeveer een op de drie inwoners van Italië slaaf. Slaven waren onderhevig aan extreme en willekeurige straffen van hun eigenaren; terwijl vrije Romeinen zelden de doodstraf kregen (en indien dat wel zo was, werden ze op een humane wijze geëxecuteerd), werden slaven routinematig gekruisigd.

Spartacus werd opgeleid op de zogenoemde “gladiatorenschool” (ludus) bij Capua, die aan Lentulus Batiatus toebehoorde. Hier was het dat Spartacus in 73 voor Christus een opstand leidde van 74 gladiatoren, die zichzelf bewapenden, hun bewakers overmeesterden en ontsnapten. Dit is hoe Plutarchus het behandelde in het deel van zijn Romeinse geschiedenis, Het leven van Crassus:

“De opstand van de gladiatoren en de verwoesting van Italië, die veelal de oorlog van Spartacus wordt genoemd, begon bij deze gebeurtenis. Lentulus Batiatus leidde een groot aantal gladiatoren op in Capua, de meesten van hen Galliërs en Thraciërs, die, niet vanwege enige misdaad die zij hadden begaan, maar eenvoudigweg wegens de wreedheid van hun meester in opsluiting werden gehouden met als doel tegen elkaar te vechten. Tweehonderd van hen bedachten een plan om te ontsnappen, maar toen het plan werd ontdekt, stapten degenen onder hen die zich hiervan op tijd bewust waren, 78 gladiatoren, een kookwinkel uit met messen en spitten en ontvluchtten zo de stad. Onderweg kwamen ze een gladiatorenwagen tegen die naar een andere stad werd vervoerd; ze namen de wapens uit de wagen in beslag en bewapenden zich. En toen zij een verdedigbare plaats innamen, kozen zij drie kapiteins, van wie Spartacus de leider was, een Thraciër van één van de nomadenstammen en een man niet alleen moedig en bezeten van een levendige geest was, maar ook in inzicht en in zijn zachtmoedigheid superieur aan zijn omstandigheden, en meer een Griek dan de mensen van zijn land gewoonlijk zijn.” (onze vertaling)

Dus, gewapend met de messen van de keuken en een in beslag genomen wagen vol met wapens, vluchtten de slaven naar de hellingen van de Vesuvius, vlakbij het hedendaagse Napels. Het nieuws over de uitbraak moedigde anderen aan om te volgen. Een geleidelijke stroom van slaven van het platteland sloot zich al snel aan bij de muiters, wier aantal begon te groeien. De groep veroverde de regio en plunderde de boerderijen op zoek naar voedsel en voorraden. Zo begonnen de rebellen met het behalen van kleine overwinningen, die tot grotere dingen leidden. Plutarchus gaat verder met zijn verslag: “Eerst versloegen ze degenen die uit Capua kwamen om hen te arresteren en zo bemachtigden ze een aantal hoogwaardige soldatenwapens; ze gooiden daarna hun eigen barbaarse en eerloze wapens weg.”

Men kan zich de opwinding van deze vroege overwinningen voorstellen en de vreugde waarmee de gladiatoren het gehate uniform van hun herkomst weggooiden en zichzelf kleedden als echte soldaten, en niet als slaven. Dit kleine detail onthult iets veel belangrijkers dan wapens en uitrusting. Het getuigt van een groeiend vertrouwen, van een afwijzing van niet alleen de slaafse staat, maar ook van de slaafse mentaliteit. We zien hetzelfde bij elke opstand en bij elke revolutie in de geschiedenis, waar de gewone arbeiders – de directe afstammelingen van de slaven – zich tot hun ware hoogtepunt verheffen en beginnen te denken en handelen als vrije mannen en vrouwen.

Deze slavenmuiterij was geenszins een unieke gebeurtenis. Toen het nieuws over de uitbraak Rome bereikte, veroorzaakte dit enige bezorgdheid, maar geen verrassing of onnodige ongerustheid. In de eeuw ervoor waren twee slavenopstanden, beide op Sicilië, neergeslagen ten koste van tienduizenden levens. Er kon in de hoofden van de verheven Romeinse senatoren, die de controle over de hele wereld in handen hadden, geen twijfel bestaan dat de uitkomst van deze opstand niet anders zou zijn.

In eerste instantie schatten de Romeinse autoriteiten Spartacus daarom niet zo hoog in als latere commentatoren. De Senaat nam niet eens de moeite om een legioen te sturen om de rebellen te onderdrukken, maar stuurde slechts een militiemacht van ongeveer drieduizend man onder leiding van de praetor Claudius Glaber. Ze waren duidelijk van mening dat dit slechts een simpele politieoperatie zou zijn. Ze dachten dat de militie meer dan genoeg zou zijn om een klein aantal slecht bewapende slaven te onderdrukken. Maar het kamp van Spartacus was een magneet geworden voor slaven uit de buurt, van wie er enkele duizenden zich bij hem hadden aangesloten. In tegenstelling tot de Romeinse soldaten en hun officieren, voerden de slaven wanhopig strijd om te overleven. De Romeinse generaals daarentegen onderschatten de vijand en waren in het begin overdreven laks.

Het is een welbekend feit dat revolutionairen alleen kunnen winnen door in de aanval te gaan en grootse moed te tonen. De rebellen werden belegerd door de Romeinen op een helling (Vesuvius) en de Romeinen blokkeerden hun enige ontsnappingsmogelijkheid. De slaven werden belegerd op een berg, die alleen toegankelijk was via één smalle en moeilijke door de Romeinen bewaakte doorgang die “aan alle andere kanten omgeven was door steile en gladde rotswanden.” In een indrukwekkende tactische zet liet Spartacus touwen van wijnstokken maken en met zijn mannen daalde hij van een klif aan de andere kant van de vulkaan (achter de Romeinse soldaten) af, om een verrassingsaanval te lanceren.

Plutarchus beschrijft de situatie als volgt:

“Bovenop groeiden echter een groot aantal wilde wijnstokken, en nadat ze zoveel van deze takken hadden omgehakt als ze nodig hadden, draaiden ze de takken tot sterke ladders, lang genoeg om tot de bodem te reiken, waardoor ze, zonder enig gevaar, één voor één allemaal naar beneden gingen, behalve een persoon die daar bleef om hen de wapens toe te werpen, en daarna erin slaagde om zichzelf te redden. De Romeinen waren van dit alles niet op de hoogte, en daarom, toen ze hen achteraf tegenkwamen, vielen ze hen onverwachts aan en veroverden zij hun kamp.”

Claudius Glaber, die een gemakkelijke overwinning op een handvol slaven verwachtte, nam waarschijnlijk niet de moeite om de basale voorzorgsmaatregelen te nemen voor het versterken van zijn kamp. Hij plaatste niet eens voldoende wachtposten om een oogje in het zeil te houden. De Romeinen betaalden een hoge prijs voor deze nalatigheid. De meesten van hen werden in hun bed vermoord, inclusief de praetor Claudius Glaber. Dit was een oneervolle nederlaag voor de Romeinen. De slaven bezaten nu wapens en harnassen. Wat nog belangrijker is, ze ontwikkelden het gevoel dat ze konden vechten en winnen. Dit was de grootste winst.

Spartacus marcheert naar het noorden

Spartacus was een uitstekende militaire tacticus, wat het idee lijkt te bevestigen dat hij als hulpsoldaat onder de vlag van Rome had gediend. Als dit waar is, zou hij op de hoogte zijn geweest van de tactieken van het Romeinse leger, en dit, samen met de voor een revolutionair noodzakelijke moed, maakte hem tot een ontzagwekkende vijand. Zijn leger bestond echter voornamelijk uit slecht bewapende en ongetrainde voormalige slavenarbeiders. Dit dicteerde zijn tactiek, die aanvankelijk defensief was. Ze verstopten zich op de zwaar beboste berg Vesuvius totdat ze goed waren getraind voor de onvermijdelijke confrontatie met het Romeinse leger.

Spartacus, die zich realiseerde dat de tijd begon te dringen voor een nieuwe en serieuze strijd, delegeerde de taak van het trainen van kleine groepen aan de gladiatoren, die vervolgens andere kleine groepen trainden, enz. Op deze manier was hij in staat om binnen enkele weken een volledig getraind leger van de grond af op te bouwen. En wat het slavenleger aan militaire ervaring ontbeerde, compenseerden ze met de heldenmoed van mensen die vochten voor hun leven, met letterlijk niets anders te verliezen dan hun ketenen.

Er waren veel schermutselingen met het Romeinse leger, die allemaal tot overwinningen leidden. Publius Varinus, de praetor, werd nu met tweeduizend man op hen afgestuurd, die ze bevochten en verjaagden. Vervolgens werd Cossinius "met aanzienlijke troepen" erop uitgestuurd en hij werd bijna zelf gevangengenomen, terwijl hij aan het baden was in de Salinae. Hij ontsnapte met grote moeite, terwijl Spartacus zijn bagage in beslag nam. De slaven volgden de terugtrekkende Romeinen en slachtten velen af. Uiteindelijk bestormden ze het Romeinse kamp en namen het in, en Cossinius zelf werd gedood.

Met elke overwinning groeide het moreel van de rebellen. De verslagen aan de Senaat in Rome moesten grimmige lectuur zijn geweest. Langzaam begon de waarheid in de hoofden van zelfs de domste aristocraten door te dringen, dat ze hier tegenover een uiterst gevaarlijke vijand stonden - die over een groot aantal reserves beschikte die in het hart van het vijandelijke kamp waren geïnfiltreerd - op elke boerderij, in iedere huishouden waren er slaven, die allemaal potentiële rebellen waren, die met wantrouwen en angst in de gaten moesten worden gehouden. Na deze succesvolle strijd groeide de faam van Spartacus. De boodschap was voor iedereen duidelijk: de Romeinen waren niet meer onoverwinnelijk.

Een groot aantal gevluchte slaven sloot zich aan en al snel groeide de kleine groep rebellen uit tot een leger. Volgens sommige historici telde het slavenleger uiteindelijk maar liefst 140.000 ontsnapte slaven, die gewend waren aan het leven in erbarmelijke omstandigheden, gehard door jaren van zware arbeid en die niets te verliezen hadden in hun strijd tegen hun voormalige meesters. Plutarchus schrijft: “Ook een aantal herders en veehoeders die daar waren, stevige en wendbare kerels, kwamen in opstand en sloten zich bij hen aan; aan sommigen van hen gaven ze volledige wapenuitrusting en van anderen maakten ze gebruik als verkenners en lichtbewapende soldaten.” Uiteindelijk zou het woord “een aantal” enkele tienduizenden moeten betekenen.

Het leger van Spartacus bracht de winter van 73 voor Christus door aan de zuidkust van Italië, terwijl het voortdurend zijn aantallen, bewapening en moreel opbouwde. In het voorjaar trokken ze naar het noorden; het gedurfde plan lijkt te zijn geweest om door heel Italië te marcheren, de Alpen over te steken en naar Gallië te ontsnappen (het huidige Frankrijk, toen grotendeels buiten de Romeinse controle). Volgens Plutarchus: “Wijselijk overwegende dat hij niet kon verwachten de kracht van het rijk te kunnen evenaren, marcheerde hij [Spartacus] met zijn leger richting de Alpen, met de bedoeling dat, wanneer hij ze gepasseerd was, iedereen naar huis zou gaan; sommigen naar Thracië, anderen naar Gallië.”

Verdeeldheid onder de slaven

De Senaat, nu ernstig gealarmeerd, stuurde twee legioenen onder leiding van de consuls, Gellius Publicola en Gnaeus Cornelius Lentulus Clodianus, naar de slaven. Nu stond Spartacus voor zijn grootste uitdaging tot zover: een leger van twee legioenen – 10.000 man – onder bevel van Cassius Longinus, de gouverneur van Cisalpijns Gallië (“Gallië aan deze kant van de Alpen”, het huidige Noord-Italië). De Romeinen behaalden een overwinning toen ze een Gallisch contingent onder leiding van Crixus versloegen. De reden voor deze tegenslag was verdeeldheid in de gelederen van de rebellen.

Het zou niet gemakkelijk kunnen zijn geweest om de eenheid en discipline te handhaven binnen een leger van slaven uit verschillende landen, die verschillende talen spraken en verschillende goden vereerden. Er was een leider met een aanzienlijke staat van dienst voor nodig, maar zelfs hij slaagde daar niet altijd in. Crixus en de Galliërs hadden geweigerd onder leiding van Spartacus te marcheren. Het lijkt erop dat Crixus in Italië wilde blijven, verleid door het vooruitzicht van plundering. Spartacus wilde verder noordwaarts naar Gallië, zoals Plutarchus verklaart:

“Maar zij, die te hoogmoedig waren door hun groeiende aantal en niet aan hem wilden gehoorzamen door hun succes, trokken verwoestend rond door Italië; zodat de Senaat nu niet alleen geraakt was door de vernedering en mislukking, zowel van de vijand als van de opstandelingen, maar, omdat zij het als een alarmerende en gevaarlijke situatie zagen, zich genoodzaakt voelde de twee consuls op de grote en moeilijke opgave af te sturen.” (Plutarchus, Crassus)

De Romeinse commentator begreep de oorzaak van het probleem. Sommige leiders van de rebellen waren overmoedig geworden, bedwelmd door hun vroege successen. Crixus verliet om deze reden Spartacus en nam ongeveer 30.000 Galliërs en Germanen mee. Deze splitsing was een rampzalige fout: Crixus werd verslagen door Publicola en werd gedood in de strijd. De Galliërs betaalden hiervoor een verschrikkelijke prijs en 20.000 van hen werden gedood. Dit was de eerste waarschuwing voor de gevaarlijke gevolgen van verdeeldheid in de rangen van het slavenleger.

Ondanks de rampzalige daad van Crixus hield Spartacus begrafenisspelen ter ere van de Gallische leider, waaronder gladiatorengevechten tussen gevangengenomen Romeinse soldaten. Dit detail onthult de nobele aard van zijn karakter, en zijn ware leiderschapskwaliteiten. Later versloeg Spartacus eerst Lentulus, en daarna Publicola, zoals Plutarchus vertelt:

“De consul Gellius, die plotseling een groep Germanen tegenkwam, die door minachting en hoogmoed bij Spartacus waren weggelopen, sneed ze allemaal in stukken. Maar toen Lentulus met een groot leger Spartacus belegerde, viel hij hem aan en, zich bij de strijd aansluitend, versloeg hij zijn hoofdofficieren en veroverde hij al zijn uitrusting. Toen hij op weg was naar de Alpen, kwam Cassius, die praetor was van dat deel van Gallië dat rond de Po ligt, hem tegemoet met tienduizend man, maar hij werd overwonnen in de strijd en moest met veel moeite ontsnappen, met het verlies van een groot deel van zijn mannen.”

Dit was een zware klap voor het Romeinse prestige en beschadigde het vertrouwen van de Senaat. Niet alleen was hun leger afgeslacht, maar Spartacus had ook de “Fasces” veroverd, het symbool van het Romeinse gezag (waar het woord fascisme van is afgeleid). Bij Mutina (hedendaagse Modena) versloegen de slaven nog een legioen onder leiding van Gaius Cassius Longinus, de gouverneur van Cisalpijns Gallië. De leider van de slaven leek nu volkomen onoverwinnelijk.

De slaven veranderen van koers

Wat er daarna gebeurde is één van de grote mysteries van de geschiedenis. De slaven hadden de Alpen  in het zicht en hadden naar Gallië kunnen oversteken en Germanië binnen kunnen gaan, waar ze misschien aan de Romeinse overheersing hadden kunnen ontsnappen, of zelfs naar Spanje, waar een opstand woedde. Toen, om de een of andere reden, veranderde het plan en keerde Spartacus terug: zijn leger marcheerde opnieuw door heel Italië.

Wat was de oorzaak van deze verandering? We weten het niet. Misschien werden ze afgeschrikt door de logistieke moeite om een leger over de Alpen te krijgen, of misschien waren de slaven bedwelmd door succes en aangetrokken door het vooruitzicht de rijke Italiaanse steden te plunderen.

De gebeurtenissen waren echter niet langer in het voordeel van Spartacus. Inmiddels was het leger van Spartacus aangegroeid met een groot aantal volgelingen van het leger, waaronder vrouwen, kinderen en oudere mannen, die zich bij de rebellen hadden aangesloten in de hoop te ontsnappen aan een leven in slavernij. De niet-strijdende volgelingen telden wellicht zo’n 10.000 mensen, die allemaal gevoed moesten worden. Dit moet zijn bewegingen aanzienlijk hebben gecompliceerd. Bovendien waren de Romeinen gestopt met hun eerdere fout van het onderschatten van hun vijand.

Toen de Senaat hoorde dat Spartacus nieuwe overwinningen had behaald op de legers van de Republiek, waren ze woedend op de consuls en bevolen hen om zich buiten het conflict te houden. In plaats daarvan gaven ze de leiding over de oorlog aan Marcus Licinius Crassus. Hij was de rijkste man van Rome, een uiterst ambitieuze politicus en hongerig naar een overwinning. Crassus was geen dwaas en hij maakte niet de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Zijn doel was om zijn troepen zorgvuldig op te bouwen en een beslissende strijd te vermijden, in het vertrouwen dat de superieure hulpbronnen en rijkdom van Rome uiteindelijk de rebellen zouden uitputten en gunstige omstandigheden zouden creëren voor een militaire overwinning.

Velen van degenen die zich bij hem aansloten in het najagen van glorie, deelden echter niet zijn begrip van de vijand waarmee ze werden geconfronteerd. Het waren rijke jonge idioten die niet beseften waar ze zich in bevonden. Ze moeten de slaven achterna zijn gegaan met dezelfde geestdrift als waarmee ze op vossenjacht zouden gaan. Plutarchus vertelt ons: “Een groot aantal edelen ging als vrijwilliger met hem mee, deels uit vriendschap, en deels om eer te verwerven.” Opnieuw was dit overmatige zelfvertrouwen een recept voor rampspoed.

Terwijl Crassus aan de grens van Picenum bleef, in de verwachting dat Spartacus die kant op zou komen, stuurde hij zijn luitenant Mummius met twee legioenen om de maneuvers van de vijand te observeren, maar gaf hem strikte bevelen om onder geen enkele omstandigheid in te grijpen of schermutselingen uit te voeren. Ze kregen de opdracht een kleine heuvel te veroveren, maar dit zo stil mogelijk te doen, om de vijand niet te waarschuwen.

Overmoedig voegde de luitenant van Crassus zich bij de eerste gelegenheid in de strijd en werd ernstig verslagen. Ze zouden vernietigd zijn als Crassus niet onmiddellijk verscheen en zich in het gevecht mengde met Spartacus. Het bleek een zeer bloedige veldslag. Een groot aantal van zijn mannen werd gedood, en een groot aantal redde enkel hun leven door de wapens neer te gooien en vernederd weg te rennen. Daarentegen schrijft Plutarchus: “Van de twaalfduizend driehonderd rebellen die hij doodde, werden er slechts twee in hun rug gewond aangetroffen, terwijl de rest allemaal stierf toen ze in hun rangen stonden en dapper hadden gevochten.”

De moed van de slaven staat in schril contrast met het laffe gedrag van de Romeinen in eerdere veldslagen, die Crassus ertoe hadden gedwongen de oude Romeinse strafmethode nieuw leven in te blazen: decimatie.
In een poging de discipline te herstellen berispte Crassus Mummius eerst zwaar. Vervolgens bewapende hij de soldaten opnieuw, maar liet hen met een vernederend gebaar een borgsom voor hun wapens betalen, om er zeker van te zijn dat ze er geen afstand meer van zouden doen.

Vervolgens selecteerde hij vijfhonderd mannen - zij die als eersten gevlucht waren - en verdeelde hen in vijftig groepen van tien, waarvan er in elke groep één man door het lot “onder een reeks erbarmelijke en verschrikkelijke omstandigheden, gepresenteerd voor de ogen van het hele leger als toeschouwers” zou sterven, naar Plutarchus vertelt. Deze vreselijke straf die al lang in onbruik was, werd door hem nieuw leven ingeblazen, want Crassus wilde hiermee laten zien dat hij het meende. Vanaf dat moment leerde elke Romeinse soldaat zijn generaal meer te vrezen dan de slaven.

Gevangen

Aan het einde van 72 v.Chr sloegen Spartacus en zijn leger hun kamp op in Rhegium (Reggio Calabria), vlakbij de Straat van Messina. Spartacus probeerde een deal te sluiten met Cilicische piraten om de slaven over de Straat naar Sicilië te krijgen. Volgens Plutarchus: “Hij had in gedachten een poging te wagen op Sicilië, waar hij, door tweeduizend man aan land te brengen, hoopte de oorlog van de slaven opnieuw aan te wakkeren, die pas onlangs was uitgedoofd en slechts weinig brandstof nodig leek te hebben om weer in vuur en vlam gezet te worden. Maar nadat de piraten een overeenkomst met hem hadden gesloten en zijn vertrouwen hadden gekregen, bedrogen ze hem en zeilden ze weg.”

Dit toont een scherp inzicht in tactiek en strategie. Als ze Sicilië zouden kunnen bereiken en daar een nieuwe slavenopstand zouden kunnen ontketenen, zouden ze het eiland misschien tegen Rome kunnen verdedigen. Omdat hij er niet in was geslaagd de gelegenheid te benutten om de Alpen over te steken, was dit misschien de enige optie die nog voor hem open stond, afgezien van een directe aanval op Rome zelf. Maar het project mislukte omdat de piraten de slaven verraadden. Het kan zijn dat de agenten van Crassus hen hadden omgekocht, of eenvoudigweg dat ze vreesden dat ze door het helpen van de slaven het gehele Romeinse leger zich op hen neer zou storten. Wat de reden ook was, het leger van Spartacus zat nu vast in Calabrië.

Wij kunnen ons de verschrikkelijke klap voorstellen die dit betekende voor Spartacus en zijn kameraden. Toen het plan om naar Sicilië te ontsnappen mislukte, was de positie van de slaven uitzichtloos. Aan het begin van 71 v.Chr. werden acht legioenen onder Crassus tegen hen ingezet. Ze stonden met hun rug naar de zee en konden nergens ontsnappen. Er zou nog erger nieuws komen. De moord op Quintus Sertorius, die een opstand in Spanje had geleid, stelde de Romeinse Senaat in staat Pompeius uit die provincie terug te roepen. En voor de zekerheid riepen ze ook Marcus Terentius Varro Lucullus terug uit Macedonië. De Romeinse staat, die eerder met zoveel minachting de slaven had bejegend, concentreerde nu al zijn krachten tegen hen.

Het lijkt erop dat Spartacus na een kleine schermutseling een Romeinse gevangene liet kruisigen. De Romeinse propagandisten noemden dit een bewijs van de “barbaarse en wrede aard” van de rebellen. Kruisiging was echter een normale straf voor slaven. En de hele geschiedenis is ervan getuige dat de meesters, en niet de slaven, altijd de meest barbaarse wreedheid pleegden. Het kan zijn dat dit een berekende daad van verzet was, aangezien kruisiging een bijzonder wrede en vernederende executiemethode was die normaal gesproken niet op de Romeinen werd toegepast. Door deze daad zei Spartacus tegen zijn vijanden: jullie denken dat de levens van slaven goedkoop zijn, maar we zullen jullie laten boeten voor jullie daden.
Dit rapport was, net als alle andere door de Romeinen gepubliceerde rapporten, bedoeld om hun bloedige onderdrukking van de slaven te rechtvaardigen. Maar ze hadden werkelijk geen enkel excuus nodig om te doen wat ze al vastbesloten waren te ondernemen. Deze slaven moesten een les leren die de hele wereld nooit zou vergeten!

Overmatig vertrouwen speelde een grote rol bij de nederlaag van de opstand, zoals Plutarchus uitlegt:

“Spartacus trok zich na deze nederlaag terug in de bergen van Petelia, maar Quintius, een van Crassus' officieren, en Scrofa, de quaestor, achtervolgden hem en haalden hem in. Maar toen Spartacus zich verzamelde en tegenover hen stond, werden ze volkomen op de vlucht gejaagd en hadden ze veel moeite om hun quaestor, die gewond was geraakt, weg te voeren. Dit succes echter ruïneerde Spartacus, omdat het de slaven aanmoedigde, die nu niet langer de strijd uit de weg wilden gaan of hun officieren gehoorzaamden, maar terwijl ze op mars waren kwamen ze naar hen toe met hun zwaarden in de hand en dwongen hen om hen weer terug te leiden door Lucania, tegen de Romeinen, precies waar Crassus naar verlangde.” (mijn nadruk, AW)

De altijd behoedzame Crassus wilde geen onmiddellijk gevecht met een vijand wiens kracht, moed en vindingrijkheid had geleid tot vele Romeinse nederlagen. In plaats van aan te vallen, beval hij zijn troepen een muur over de landengte (nauwe verbinding) op te bouwen, in een poging de slaven uit te hongeren tot onderdanigheid. Alle technologische bekwaamheid van Rome werd ingeroepen om de slaven te verslaan. In de woorden van Plutarchus:

“Deze grote en moeilijke opgave perfectioneerde hij in een periode die alle verwachtingen te boven ging, door een watergang te maken van de ene zee naar de andere, over de landhals, driehonderd stadiën lang, vijftien voet  breed en even diep, waarboven een wonderbaarlijk hoge en sterke muur werd gebouwd.” (Ibid.) Door deze muur te bouwen bereikte hij twee doelen: zijn soldaten redden van demoraliserende ledigheid en het ontzeggen van voedsel en veevoer aan de vijand.

Al deze moeite was echter tevergeefs. De wanhopigheid van zijn positie negerend toonde Spartacus opnieuw buitengewoon inzicht in tactiek. Op een stormachtige nacht, midden in een sneeuwstorm, beval Spartacus zijn volgelingen een deel van de watergang te vullen met aarde en takken van bomen en trok zo met een derde van zijn leger er overheen. Maar dit was slechts een laatste machtsvertoon, een laatste uitbarsting van energie vóór de definitieve ineenstorting van de opstand. Met deze gewaagde actie slaagde hij erin de linies van Crassus te doorbreken en richting Brundisium (nu Brindisi) te ontsnappen, waar het leger van Lucullus landde.

Toen hij zag dat Spartacus hem was ontgaan, was Crassus doodsbang dat het slavenleger rechtstreeks naar Rome zou marcheren. In werkelijkheid was dat waarschijnlijk de beste optie die voor hem openstond, zelfs de enige optie: alles op het spel zetten met een laatste wanhopige aanval en proberen de weerstand van de vijand te breken. Maar dit werd onmogelijk gemaakt door een nieuwe uitbarsting van verdeeldheid in de rangen van de slaven. Opnieuw kwam een deel van het leger van Spartacus in opstand, liet hun commandant in de steek en zette een kamp op aan het Lucaanse meer. En opnieuw had het gebrek aan eenheid desastreuze gevolgen. Crassus viel de dissidente slaven aan en versloeg ze vanaf het meer. Hij zou ze hebben afgeslacht, als Spartacus niet plotseling was verschenen, de troepen bijeenbracht en gecontroleerd vluchtte.

Het laatste gevecht

Ondanks zijn recente tegenslag was het voor Crassus duidelijk, dat de slaven zich in een moeilijke positie bevonden. Crassus voelde dat de overwinning binnen zijn bereik lag en begon spijt te krijgen van zijn eerdere actie - namelijk dat hij de Senaat had verzocht Lucullus uit Thracië en Pompeius uit Spanje terug te roepen. Als typisch politicus uit die periode zag hij oorlog als een manier om prestige en aanzien te verwerven, wat hem zou helpen een hoge functie in de staat te verwerven, iets wat Julius Caesar later zeer effectief deed. Als de andere generaals op het laatste moment, vóór de beslissende slag, zouden arriveren, zou het lijken alsof zij, en niet Crassus, de oorlog hadden gewonnen. Dit is precies wat er gebeurde. Crassus won de beslissende strijd tegen Spartacus, maar het was Pompeius die alle eer kreeg.

Crassus wilde daarom graag degene zijn die zo snel mogelijk de strijd zou aangaan:

“Want er was al nieuws verspreid dat Pompeius dichtbij was; en de mensen begonnen openlijk te praten dat de eer van deze oorlog aan hem was voorbehouden, dat hij zou komen en de vijand onmiddellijk zou dwingen te vechten en een einde aan de oorlog zou maken. Crassus, die graag een beslissende slag wilde leveren, sloeg zijn kamp vlak bij de vijand op en begon verdedigingswerken te bouwen; maar de slaven deden een uitval en vielen de pioniers aan.” (Plutarchus, Crassus)

Crassus beschikte over superieure krachten en wilde graag een beslissende strijd voeren. Hij sneed het leger van Spartacus af en sloeg zijn kamp vlak bij de vijand op in een duidelijke provocatie om de slaven tot vechten aan te zetten. De slaven voldeden hieraan, door de aanval in te zetten. Spartacus, die zag dat er van alle kanten nieuwe versterkingen arriveerden, begreep dat er geen mogelijkheid meer was om een gevecht te vermijden. Elk moment dat verstreek betekende een versterking van het Romeinse leger.

Toen hij zag hoe nieuwe voorraden van alle kanten naar het Romeinse kamp kwamen, moest Spartacus alles inzetten op een laatste bovenmenselijke inspanning.
In de woorden die Karl Marx later gebruikte om de heroïsche opstand van de Commune van Parijs te beschrijven, besloten de slaven “de hemel te bestormen”. Hij verzamelde daarom zijn leger en streefde ernaar hun strijdlust aan te wakkeren voor de komende strijd.

We kunnen alleen maar raden naar zijn gemoedstoestand op dit beslissende moment, toen het hele lot van de opstand afhing van de uitkomst van een laatste veldslag. Hij toonde de buitengewone kwaliteiten van een groot commandant en bracht zijn hele leger in slagorde. Wat toen volgde, is een van de meest ontroerende incidenten uit de geschiedenis. Toen zijn paard naar hem werd gebracht, trok Spartacus zijn zwaard en doodde het dier voor het oog van het slavenleger en zei: “Als we vandaag winnen, zal ik een groot aantal betere paarden van de vijand hebben, en als we verliezen, heb ik er geen meer nodig.” Met deze actie toonde Spartacus niet alleen moed en volledige minachting voor zijn persoonlijke veiligheid, maar stuurde hij ook een compromisloze boodschap naar de slaven: "We winnen deze strijd of we sterven”.

Voor de laatste keer vochten de slaven met wanhopige moed, wat zelfs door de Romeinse historici werd toegegeven. Maar er werd niet getwijfeld over de uitkomst van deze strijd. Volgens Romeinse historici baande Spartacus zich een weg door de massa vechtende mannen en ging hij rechtstreeks op Crassus af. Te midden van de dodelijke regen van slagen en bedekt met vele wonden bereikte hij zijn doel niet, maar doodde hij twee centurions die hem tegelijk aanvielen. Terwijl hij in de steek werd gelaten door degenen die om hem heen waren, bood hij zelf weerstand. Omringd door de vijand verdedigde hij zich dapper, en werd hij uiteindelijk in stukken gesneden: de Romeinse historicus Appianus beschrijft het tafereel als volgt:

“Spartacus werd door een speer verwond aan zijn dij en zakte op zijn knie, hij hield zijn schild voor zich en vocht zo tegen zijn aanvallers, totdat hij en de grote massa van hen die bij hem waren, omsingeld en gedood waren”. (Appianus, Burgeroorlogen - onze vertaling)

Na deze strijd vonden en bevrijdden de legioensoldaten 3000 Romeinse gevangenen, die allemaal ongedeerd waren. Deze beschaafde behandeling van de Romeinse gevangenen staat in schril contrast tot het lot dat de volgelingen van Spartacus werd toebedeeld. Crassus liet 6000 slaven kruisigen langs de Via Appia tussen Capua en Rome – een afstand van ongeveer 200 kilometer. Hun lijken lagen langs de weg van Brundisium naar Rome. Omdat Crassus nooit opdracht gaf de lichamen te verwijderen, aanschouwde iedereen die deze weg bereisde nog jarenlang na het eindgevecht dit macabere schouwspel.

Ongeveer 5000 slaven ontsnapten op de een of andere manier aan gevangenneming. Deze overlevenden van het slavenleger vluchtten naar het noorden en werden aan de oevers van de rivier de Silarus in Lucania onderschept door Pompeius, die terugkwam uit het Romeinse Iberia. De slaven, die inmiddels uitgeput moesten zijn geweest van al hun inspanningen, werden geconfronteerd met de frisse, goed opgeleide en zelfverzekerde legioenen van de meest prominente Romeinse generaal. Hij slachtte hen af en gebruikte later de afslachting van een uitgeputte en moedeloze bende ontsnapte slaven als vals voorwendsel om de eer op te eisen voor het beëindigen van de slavenoorlog.

Pompeius schreef onmiddellijk een brief aan de Senaat, waarin hij beweerde dat, hoewel Crassus de slaven in een veldslag had verslagen, hij (Pompeius) een einde had gemaakt aan de oorlog. Vervolgens werd Pompeius geëerd met een schitterende triomf voor zijn overwinning op Sertorius in Spanje, terwijl Crassus de eer van een triomf werd ontzegd waar hij zo vurig naar had verlangd. In plaats daarvan werd hij gedwongen een kleinere waardering te aanvaarden, een zogenaamde ovatie. Zo werd Pompeius  ‘de Grote’ in Rome als een held begroet, terwijl Crassus, tot zijn grote ergernis, noch eer noch glorie ontving voor het redden van de Republiek van Spartacus.

Deze ondankbaarheid vertelt ons iets over de psychologie van de Romeinse slavenhoudende heersende klasse. Deze rijke schurken en hypocrieten konden nooit toegeven dat ze in Spartacus een vijand zagen voor wie ze als de dood waren. De nobele senatoren vergaten gemakshalve de angst die de naam Spartacus slechts een paar maanden eerder in hun hart had veroorzaakt. Hoe kon een oorlog tegen een slavenleger de eer van een triomf verdienen?

Wanhopig op zoek naar de militaire triomf die de Senaat hem had ontzegd, probeerde Crassus opnieuw glorie te verwerven in Azië, waar hij onder vernederende omstandigheden een welverdiende dood tegemoet ging. Pompeius zelf werd later in Egypte vermoord na zijn nederlaag in de burgeroorlog tegen Caesar. Je zou hieruit kunnen concluderen dat er toch wel enige gerechtigheid in de geschiedenis bestaat. De namen van deze mannen zijn vandaag de dag grotendeels vergeten, terwijl de naam van Spartacus wordt geëerd en zijn nagedachtenis in de harten van miljoenen wordt gekoesterd.

Mythe en realiteit

De legende van Spartacus leeft lang na zijn dood nog voort. Voor de Romeinen was het verhaal van de slavenopstand een vreselijke waarschuwing: het suggereerde dat een samenleving gebouwd op de ruggen van slaven en onderworpen volkeren op een dag door hen zou kunnen worden omvergeworpen. Vier eeuwen later was dit precies wat er gebeurde toen Rome in handen viel van de barbaren.
De herinnering aan Spartacus leeft voort als symbool van de macht van de onderdrukte massa’s om hun onderdrukkers te confronteren. Het behoudt al zijn kracht en is een inspiratie voor iedereen die vandaag de dag voor zijn rechten vecht.

Het is geen toeval dat Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht tijdens de Eerste Wereldoorlog de naam van de Romeinse revolutionair aannamen, toen zij de Spartacusbond oprichtten. Karl Marx was ook een groot bewonderaar van Spartacus. Marx zei dat Spartacus zijn held was en noemde hem “een prachtkerel, de beste die de hele antieke geschiedenis te bieden heeft.” In een brief aan Engels, gedateerd 27 februari 1861, zegt Marx dat hij over Spartacus las in Appianus’ Burgeroorlogen van Rome: “Spartacus komt uit de verf als een prachtkerel, de beste die de hele antieke geschiedenis te bieden heeft. Groot generaal [...], nobel karakter, “echt vertegenwoordiger” van het antieke proletariaat . Pompeius is een vent van niks [...]” (De brieven van Karl Marx - Deel 1, 1981, p. 133). Iedereen die zelfs maar een oppervlakkige kennis van de geschiedenis heeft zal het moeilijk vinden om het oneens te zijn met deze beoordeling.

De figuur van Spartacus en zijn grootse opstand zijn een inspiratie geworden voor veel moderne literaire en politieke schrijvers. Howard Fast schreef een beroemde roman over de opstand. Stanley Kubrick adopteerde later de roman van Howard Fast om zijn uitstekende film Spartacus (1960) te maken. In zijn boek Spartacus is F.A. Ridley afwijzend over zowel Kubrick als Fast, maar dit is volgens mij in beide gevallen onterecht. Het is gewoon weer een treurig voorbeeld van hoe een beperkte en mechanische interpretatie van het marxisme, te allen tijde faalt om door de bomen het bos te zien.

Fast probeerde geen geschiedenisboek te schrijven, maar een historische roman en hoewel hij zich misschien bepaalde vrijheden heeft veroorloofd, geeft de roman heel goed de geest van het onderwerp weer. Dit is geen geschiedenis, maar de beste soort historische roman die echte gebeurtenissen op een fantasierijke manier weergeeft, zonder serieus af te wijken van wat er daadwerkelijk gebeurde.
Natuurlijk zijn er enkele dingen die absoluut niet-historisch zijn, met name in de film. In tegenstelling tot de schitterende gevierde scène in de film, werden de overlevenden van de strijd nooit gevraagd om Spartacus te identificeren, omdat hij op het slagveld was gestorven.

Maar we moeten niet vergeten dat dit een kunstwerk is en als zodanig recht heeft op een zekere speelruimte bij het presenteren van historische gebeurtenissen in een dramatisch licht. Belangrijker is dat een kunstwerk een diepgaande waarheid kan bevatten, zelfs als het afwijkt van het strikte historische verslag van de gebeurtenissen.
Dit dramatische tafereel, waarin de slaven een voor een opstaan tegen hun masters, waarbij iedereen van hen zegt: “Ik ben Spartacus”, bevat in feite een diepgaande waarheid, die niet alleen van toepassing is op de opstand van Spartacus, maar ook op al de opstanden van de onderdrukte bevolkingen door de geschiedenis heen. Want de kracht van Spartacus was juist het feit dat hij in zijn persoonlijkheid de hoop en aspiraties van de naar vrijheid verlangende massa slaven reflecteerde. En binnen elk van deze opstandige groepen slaven kan men zeggen dat er een klein deeltje van Spartacus huisde. Wat de daaropvolgende massale kruisigingsscène betreft, die is historisch gezien correct.

Het weinige dat we over deze grote man weten, weten we uit wat zijn vijanden over hem schreven. Wat weten we? We weten voldoende om af te leiden dat Spartacus een briljante commandant en een bekwame tacticus op het slagveld was. Waarschijnlijk was hij de beste generaal uit de hele oudheid.
Maar hij was waarschijnlijk niet, zoals de film en de roman hem voorstelden, de revolutionaire leider van een gedisciplineerde strijdmacht. Als hij een duidelijk omschreven politieke strategie beheerste, weten we daar niets van. Weinig verenigde zijn leger, behalve het doel om voortdurend te overleven, en uiteindelijk bezegelden interne onenigheid en pure verwarring zijn lot, evenals de superieure krachten van Rome.

Was Spartacus een vroege voorloper van het communisme? In zijn roman legt Howard Fast de volgende woorden in de mond van de slavenleider: “Wat we ook in beslag nemen, we houden het gemeenschappelijk en niemand zal iets anders bezitten dan zijn wapens en zijn kleding. Het zal zijn zoals het vroeger was.” Waar Fast dit idee vandaan haalde weet ik niet, maar het is niet onmogelijk dat er destijds een soort oercommunistische en egalitaire ideeën bestonden – op dezelfde manier, waarop dit later onder de vroege christenen zichtbaar werd.

Het is mogelijk dat utopische of communistische stromingen bestonden bij de grote slavenopstand van 71 v.Chr., gebaseerd op de vage herinneringen aan een ver verleden, waarin mensen gelijk waren en eigendommen gemeenschappelijk waren. Maar als dat het geval was, zouden ze in het verleden hebben gekeken in plaats van naar de toekomst en zouden ze zich hebben gemanifesteerd op basis van een communisme van consumptie (“gelijk delen”) en geen collectieve productie.

In de gegeven omstandigheden zou een dergelijke optie de samenleving niet vooruit, maar achteruit hebben gebracht. Echt communisme (een klassenloze samenleving) kan niet worden opgebouwd op basis van achterstand en soberheid. Het veronderstelt een hoge ontwikkeling van de productiekrachten, zodanig dat mannen en vrouwen kunnen worden bevrijd van de last van de arbeid en over de noodzakelijke tijd kunnen beschikken om hun volledige menselijke potenties te ontwikkelen. Deze materiële omstandigheden bestonden niet ten tijde van Spartacus.

Wat zou er gebeurd zijn als de slaven hadden gewonnen? Als ze erin waren geslaagd de Romeinse staat omver te werpen, zou de loop van de geschiedenis aanzienlijk zijn veranderd. Het is natuurlijk niet mogelijk om precies te zeggen wat de uitkomst zou zijn geweest. Waarschijnlijk zouden de slaven zijn vrijgelaten – hoewel zelfs dit niet als vanzelfsprekend kan worden beschouwd. Bovendien, als dat wel was gebeurd zou de algemene tendens, gegeven het ontwikkelingsniveau van de productiekrachten, alleen maar in de richting van een of ander feodalisme kunnen zijn geweest.

Enkele eeuwen later begon dit plaats te vinden onder het Keizerrijk, toen de slaveneconomie haar grenzen bereikte en in een crisis terechtkwam. De slaven werden “bevrijd” maar als lijfeigenen (colonii) aan het land gebonden. Als dit eerder had plaatsgevonden, zou de economische en culturele ontwikkeling waarschijnlijk sneller zijn verlopen en zou de mensheid gespaard zijn gebleven van de verschrikkingen van de donkere middeleeuwen.

Dit is echter slechts speculatie. Het feit is dat de opstand niet slaagde en om een aantal redenen ook niet kon slagen. Marx en Engels legden in het Communistisch Manifest uit dat de geschiedenis van iedere maatschappij tot nu toe de geschiedenis van de klassenstrijd is:

“Vrije en slaaf, patriciër en plebejer, baron en lijfeigene, gildemeester en gezel, kortom onderdrukkers en onderdrukten stonden in voortdurende tegenstelling tot elkaar, voerden een onafgebroken, nu eens bedekte dan weer open strijd, een strijd die ieder keer eindigde met een revolutionaire omvorming van de gehele maatschappij of met de gemeenschappelijke ondergang van de strijdende klassen.”

Het lot van het Romeinse Rijk was een opvallend voorbeeld van de tweede variant. De fundamentele reden waarom Spartacus uiteindelijk faalde was het feit dat de slaven zich niet aansloten bij het proletariaat in de steden. Zolang dit de staat bleef steunen, was de overwinning van de slaven onmogelijk. Maar het Romeinse proletariaat was, anders dan het moderne proletariaat, geen productieve klasse. Het was vooral een parasitaire klasse, die leefde van de arbeid van de slaven en afhankelijk was van hun meesters.

Het mislukken van de Romeinse revolutie is in dit feit geworteld. Het eindresultaat was de ineenstorting van de Republiek en de opkomst van een monsterlijke tirannie onder het Keizerrijk, wat leidde tot een lange periode van interne achteruitgang, sociale en economische verslechtering en uiteindelijk het vervallen tot barbarij.

Het schouwspel van deze meest onderdrukte mensen die met de wapens in de hand opstonden en de legers van de grootste macht ter wereld nederlaag na nederlaag toebrachten, is één van de meest ongelooflijke en ontroerende gebeurtenissen in de geschiedenis.

Uiteindelijk faalde Spartacus. Het kan zijn dat zijn opstand altijd gedoemd was te mislukken. Maar deze glorieuze pagina in de geschiedenis zal nooit vergeten worden zolang mannen en vrouwen gemotiveerd zijn door de liefde voor waarheid en gerechtigheid. De echo's van deze titanische opstand weerklinken door de eeuwen heen en zijn nog steeds een bron van inspiratie voor alle mensen die vandaag de dag de strijd voor een betere wereld voortzetten.

Londen, 20 maart 2009


Vertaald door Akam Basim

Join us

If you want more information about joining the IMT, fill in this form. We will get back to you as soon as possible.